zijn tijd.5
‘Wanneer is het zijn tijd?’
‘Dat weet niemand. Er is gezegd dat hij komt als wijzelf geen stem meer hebben om Gods Naam te roepen.’
cDan komt hij nog niet,’ zei het kind. ‘Vanavond is vader immers terug.’
Hij die eens Elija had geheten, dreef nog naamloos en zalig op de grote Adem door de ijlste hemelen. Als een witte meeuwenpluim, maar lichter, roerde zijn wezen aan alle geschapen en ongeschapen dingen en herkende hen. En voelende hoe ook hij werd herkend, beminde hij doordringend al het geschapene en ongeschapene. Waar hij duisterheden raakte, smolt zijn liefde tot er-barming, maar waar het licht scheen, mengde zich glans met glans tot een hemelse vreugde. Aldus gebed in de liefde Gods, dreef hij, die Elija was geweest, door de myriaden werelden. Ontdaan van alle eigenschap, bewogen slechts tot erbarming of vreugde door wat de Adem hem beroeren deed, was de tijd niet meer dan een zondoorlichte druivelaar, waarvan hij de zoete en de rinse vruchten aflas en proefde dat zij goed waren.
Het kind zat met de vingers in de oren op zijn stoel aan de tafel en repeteerde vlijtig het moeilijke Hebreeuwse stuk, dat het die avond in de Paasviering mocht voordragen. Het was de vraag van de onwetende: ‘Waarom is deze nacht verschillend van alle andere nachten?5 Het kind wachtte op de avond. Het zou voor het eerst hardop plechtige woorden mogen spreken waarbij anderen toehoren. Maar dat alleen deed de avond niet verschillen van enkele andere. Vader kwam thuis en
8