piccolo. Hij had het graag beter en echter gezegd, maar hij was toch een beetje schuw voor de heer met de sigaret. ‘En toen wandelden de herdertjes in de lichte nacht naar Bethlehem en geeneen dacht er meer aan dat zijn schapen gestolen konden worden. Ze verwonderden zich nergens meer over, want de aarde was de hemel. En toen kwamen ze bij een wrak stalletje.5 ‘Jawel,5 zei de restauranthouder. ‘Ik weet al wat er komen gaat. Maar die hotelier had inderdaad geen plaats, als zijn kamers vooruit waren besproken.5 De vrouw met het kind knoopte haar jak los en legde de zuigeling te drinken, dus stond de restaurateur op en versperde met zijn hele breedte het uitzicht op de zogende vrouw. Hij bleef de propriétaire.
‘De herders bogen zich voor de Moeder en het Kind,5 vervolgde de piccolo. ‘Ze durfden eerst niet opzien want ze waren gewone grove mensen en vonden zich erg donker in al dat licht. Maar er stond een goede oude os en een klein ezeltje, die stonden daar ook net als altijd, toen begrepen ze dat de aarde nog op aarde was, maar dat er een hemels wonder gebeurde.5 Een van de provinciale heren rekte zich glimlachend en zei: ‘Dat van de os en de ezel heb ik altijd het aardigst gevonden. Waarachtig. Mijn vader had een zwartbonte, die me steevast achterop liep als ik in de wei kwam. En dan bleef hij voor me staan tot ik hem tussen zijn horens krauwde. Waarachtig.5 Een hevige schok en de doffe plof die achterna rolde, deden hem zwijgen, toen ging hij voort: ‘een mens is erger dan een beest.’ Maar niemand gaf antwoord.
‘Het Kind lachte tegen de herdertjes,’ vertelde de piccolo. ‘Ja,’ zei het juffie met de gelakte nagels, ‘het lachte zodat ze moesten schreien. Ik weet hoe het is. Een
62