naar hij keek als de rare weifelende glimlach over zijn gezicht trok, die niemand wist thuis te brengen. Soms leek dat onmeetbare plekje wel zeven dagen lang, soms zelfs vier weken. Soms glansde het verlokkend maar ver aan het eind van een duister leven, aaneengeregen uit nog onbekende daden. Maar vandaag bleek het plotseling aanwezig in de vijf minuten tussen de ondertekening van een doodvonnis en de onthulling van een standbeeld.
Het kwam door de vlieg, een klein donker puntje tegen het doorzichtige venster. Toen de dictator de stukken voor de doodvonnissen naar zich toetrok, liep ze in de linkerbenedenhoek van het glas. Toen zijn pen spattend de zware haal kraste onder zijn tweede handtekening liep ze pas een centimeter of tien hoger. Toen begreep de dictator, dat de eeuwigheid net zo goed vijf minuten kan duren als een eeuwigheid.
Nu had hij dus een zee van tijd om naar de vlieg te kijken. Ze zat weer stil en liet zich gaarne bekijken. De dictator bedacht hoe dom en onverantwoordelijk dit was van de vlieg, die eigenlijk bang moest zijn en wegvliegen. Want hij had in zijn jeugd een ontelbaar aantal vliegen de vleugels uitgetrokken.
Maar hij nam zich dat in het geheel niet kwalijk, omdat een dictator niet sentimenteel kan zijn. Deze vlieg zat dus rustig tegen het venster met alle twee zijn vleugeltjes nog vast op de rug, en de dictator keek ernaar. Misschien had hij in deze vijf minutenvacantie nog wat graag een vlieg de vleugels uitgetrokken, maar de jaren hadden hem een buik bezorgd. Overigens een heel welgevormde buik, die hem niet misstond als hij in uniform zijn troepen inspecteerde. Maar om een vlieg met de vlakke hand weg te vangen van een glad vensterglas,
53