Henri van de overkant

Titel
Henri van de overkant

Jaar
1936

Druk
1963

Overig
5ed 1963

Pagina's
255



streek langs zijn lang glimmendzwart achterhoofd, zo had hij sinds zijn kinderjaren Maurice Godschalk in de plooi gestreken en nog altijd, wanneer hem iets uit zijn evenwicht dreigde te brengen, gleed zijn smalle ivoorkleurige hand vol toegenegen bescherming over zijn gesoigneerde volwassen kruin.

De bediende behield de glimlach niet langer dan noodzakelijk. Hij bekeek de patroon van terzij, er viel niets nieuws meer te ontdekken. Mijnheer Godschalk was al lang af, kant en klaar, een gezien antiekhandelaar en -kenner, drager van een bekende joodse firmanaam, bij wie een aankomend bediende dankbaar en met respect in de leer kon zijn. En ook uiterlijk voorbeeldig: rechtop en correct in zijn donker colbert, de fijne gouden lorgnet precies op de aangewezen plaats bovenaan zijn smalle lange neus. Het zwarte snorretje stond al even correct overeindgepunt zoals het hoorde, zelfs nu mijnheer Godschalks tanden nerveus waren geplant in een wrevelige onderlip. Als hij niet uit zulke oplettende, wat zwaarmoedige bruine ogen door de glazen van zijn lorgnet had gekeken, zou zijn gezicht niet expressievoller zijn geweest dan dat van Allegro, de dansmeester, nu echter kon zelfs de bediende zien, dat mijnheer Godschalk zijn ogenblikken van pessimistische twijfel en gekortwiekt verlangen moest hebben.

‘Zet die schaal daar op de penanttafel!’ zei mijnheer Godschalk. ‘Ik wil eens horen wat deze en gene ervan zegt. En steek het gas in de achterzaal vast op.’ Meteen vaagde hij de schaal uit zijn aandacht, want hij bestreed in zichzelf met overleg een neiging tot tobberigheid.

Hij bleef staan voor het venster, zijn ogen volgden het verkeer over de hoge brug. Een bierkar rolde aan achter twee zware paarden, de vaten schokten; een donker gerommel sloeg op tegen de huizen, toen dreef het als een onweer af naar de kant van de Dam. Een glimmende landauer kwam stapvoets aanrijden aan de overkant, langs het Oost-Indische Huis, en mijnheer Godschalk apprecieerde aandachtig het gemak waarmee de paarden om een stilstaande sinaasappelkar zwenkten en de helling van de brug bestegen. Maar bij de afrit aan deze zij ontweek de koetsier nog maar juist de vooruitstekende krukken van de beenloze bedelaar aan de brugleuning, ’t was dan ook een moeilijke draai. Mijnheer Godschalk zag afwezig toe en schrikte niet overmatig. Hij hield niet van de krukkeman met zijn rood dronkemansgezicht; iedermaal als hij hem over de brug zag weghobbelen naar het kroegje op de hoek van de Hoogstraat, moest hij zich ergeren aan de vent.

De invalide zat nog verbouwereerd de landauer na te kijken maar mijnheer Godschalk stond alweer rustig geleund tegen het venster,

6

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.