rechtstreeks ontsprong uit de verwarring waarin al die andere vragen hem lieten:
‘Waarom zijn de mensen nooit tevreden met de dingen, waarom moeten ze alles altijd anders maken dan het is?’
Henri had al eerder het lange bleke familiegezicht der Duizenbergs bezeten, maar in de maanden van zijn vaders verloving trokken zijn wenkbrauwen verder omhoog, tot de fijne donkere bogen voorgoed peinzend en verwonderd stonden te vragen onder zijn hoog wit voorhoofd. Het was niet alleen zijn vader die plotseling opstond om te handelen en allerlei ongewone dingen ging doen. Alles, de mensen, de stad, alle dingen die tot dusver gewoon en bekend waren geweest, werden anders.
Henri kon niet weten dat de Tijd omstreeks 1890 zijn wandelstaf in een hoek had gezet en op een velocipède was geklommen in afwachting van de auto die al stond te wachten bij de aanvang van de nieuwe eeuw. Henri vond alleen dat de nieuwe elektrische tram, waarmee men aan ’t proberen was langs de Marnixstraat, lang niet zo aardig was als de gewone tramwagentjes met de dikke koetsiers en de brede beige paardjes. Hij vond het ook jammer dat er een lelijke platte brug over de Kloveniersburgwal was gelegd, een asfalt brug waaruit geen vonken meer konden springen onder de hoeven van de karrepaarden. En ook dat de krukkeman niet meer tegen de leuning van de brug mocht zitten.
Want Henri was erg gesteld geweest op de krukkeman. Hij vond het prettig om hem centen te geven, hij besteedde aan hem haast iedere dag een cent van het dubbeltje weekgeld dat hij tot dusver had gekregen. Hij wist best dat de krukkeman jenever kocht voor die centen, hij had zijn vader vaak genoeg het hoofd zien schudden over de dronken bedelaar. Maar zelf vond hij het niets erg dat de man dronk, hij vond het zelfs wel een beetje aardig. Het rode wat doezelige hoofd zag er helemaal niet ongezellig uit en hij stelde zich voor dat de krukkeman toch vaak plezier in zijn leven moest hebben, - wel iedere keer dat de man zich opraapte van het plaveisel aan de tochtige brughoek en achter het groensaaien deurgordijn overstapte in de warmte van de kroeg waar hij geen bedelaar meer was maar een netjes bediende klant.
De krukkeman was echter verdwenen tegelijk met de oude hoge brug. Dora dacht dat hij wel bedeeld zou worden, want er was nu ook een nieuw Armbestuur en er mochten niet meer zoveel bedelaars bij de weg zitten. Dora las de krant, haar aanstaande was zetter bij het Nieuwsblad en bracht vaak kranten mee voor de keuken. Toch vroeg Henri haar nooit naar moeilijke dingen zoals hij Stina had gedaan. Ze kon alleen maar vertellen wat ze van de zet
68