is na een tweede attaque volkomen verlamd en kan ook niet meer articuleren. We hebben hem nog een paar weken hier op zijn kamer verzorgd, - mais que voulez-vous, - er was maar een bitter klein pensioentje, we moesten hem laten wegbrengen naar een stadsziekenhuis.’ - ‘En woont het meisje hier nu helemaal alleen zonder toezicht?’ vroeg mijnheer Godschalk, hij hoorde zelf niet hoe gretig.
‘O neen,’ madame Pion schudde haar hoofd, - *wat denkt u van me, - ze hadden hier een jaar gewoond, dan laat men als oudere vrouw zo’n kind toch niet aan haar lot over! Ik heb haar een klein kabinetje verhuurd, vlak naast mijn eigen slaapkamer, - ik ben erg op haar gesteld, werkelijk bijzonder aan haar gehecht..’ Mijnheer Godschalk keek plotseling vol weerzin en wantrouwen in haar vlezige mond die behaaglijk bleef praten, - ‘wel, ik zei u toch, ze is honnête comme une paquerette, ik heb ook de dames van de As-sistance des jeunes filles over haar gesproken, die hebben een paar gezinnen gezocht waar ze in haar vrije tijd komen mag.’
‘Maar dat bestaat eenvoudig niet!’ protesteerde mijnheer Godschalk. ‘En ze vertelt dat ze een bon ami heeft, - en daarbij kent ze haar kunstjes door en door, je vous assure!’
Waar hebt u dat vandaan?’ Madame Pion zat opeens stijf rechtop als een rechter bij de Cour d’Assises.
’t Was een lastig moment, mijnheer Godschalk had zijn eigen tong kunnen afbijten. Maar er viel niets aan te doen, nu was een waar-heidje nog de enige uitweg. Hij glimlachte verontschuldigend als een betrapte schooljongen en zei:
‘Ach laat ik ’t maar bekennen. Ik heb haar vanavond opgezocht in de foyer d’artistes, ze had het zelf over die bon ami. Eigenlijk is het een koket klein ding, ze zit vol maniertjes.’
Madame Pion dacht aan zure druiven, maar onzichtbaar. ‘Ach, dat gelooft u immers zelf niet!’ zei ze en keek haar gast luchtig goedmoedig onder zijn lorgnet ‘Mon bon monsieur, ze kan daar aan de Folies toch niet rondwandelen met een étiquette: Ne touchez pas aux objets d’art! Als ze niet doet zoals de anderen heeft ze geen leven! En die bon ami, mijn hemel, ik laat haar afhalen door Daniele, de huisknecht, anders gaan ze daar nog denken dat ze abnormaal is...’
‘Daniele is een heel knappe jongen,’ zei mijnheer Godschalk en registreerde beschaamd zijn plotselinge jaloezie.
‘Cet espèce de métèque?’ riep madame Pion. ‘Nonsense mon cher. Juliette is heel kieskeurig, een kleine lady, - haar moeder was trouwens van een eerste adellijke familie in Warschau, het was een mésalliance, mais que voulez-vous? c’est 1’amour. Ach ja, mon
58