Henri van de overkant

Titel
Henri van de overkant

Jaar
1936

Druk
1963

Overig
5ed 1963

Pagina's
255



niet eens gekleed, - wat een last, die mannen. Enfin, ’t ga je goed, - dag hoor!’

‘Neen,’ - mijnheer Godschalk hield zijn hand vastgesloten om het fijne weke polsje, - ‘neen, je moet beloven dat ik je straks nog even spreken kan.’

‘Laat me los, vervelende vent!’ Met een handig draaitje gleed haar hand door mijnheer Godschalks vingers. Maar toen ze in zijn gezicht keek en de rode vlekken aan zijn slapen zag, trok een klein meewarig glimlachje door haar ogen. ‘Och jij arme ziel, - weet je wat, - ik zal je Paulette sturen, - ’t is een vreselijk aardig kind en ze zit zich al een paar weken te vervelen, neem haar maar eens mee naar een chique gelegenheid. Adieu hoor, ik stuur haar naar je toe, - dadelijk!’

Maar een minuut later was mijnheer Godschalk al verdwenen naar de zaal waar hij door een venijnige ouvreuse op een smalle strapon-tin werd gezet en voor de rest van de avond vergeefs probeerde om tussen de vijftig variété-sterretjes zijn eigen pas ontdekte morgenster terug te vinden. Hij had zich nog nooit zo geërgerd aan zijn bijziende ogen en daarbij was het een feit dat ze vroeger beter waren geweest.

Dezelfde avond, eigenlijk al nacht, zat hij tegenover madame Pion, de eigenares van het kleine hotel waar hij geregeld logeerde als hij zaken had te doen in Parijs, - ditmaal zat hij zelfs in haar pri-vésalonnetje achter het bureau de réception waar hij tot dusver nog niet was doorgedrongen. Maar de overweldigende doos bonbons, die hij madame Pion te offreren had, kon onmogelijk door het loket worden aangereikt en daarbij wist madame Pion natuurlijk al dadelijk dat de hulde niet haar eigen overjarige boezem kon gelden en dat le petit Hollandais dus iets bijzonders op zijn hart moest hebben.

Ze liet een geschikt wijntje en een paar glazen komen, daarna installeerde ze zich tegenover monsieur Godschalk. - Ze kenden elkaar al zolang, hij moest maar zeggen waarmee ze van dienst kon zijn.

Mijnheer Godschalk staarde door het roze wijntje in de voet van zijn glas. ’t Was moeilijk om madame Pion aan te zien. Ze was werkelijk onplezierig als men haar op de keper bezag, er waren te veel vetrolletjes en te veel puistjes op haar vlezig gezicht, vooral om haar kleine groengrijze ogen. Hij had dat bij vorige gelegenheden al geconstateerd, maar nu zag hij bovendien dat die kleine oogjes onaangenaam doordringend konden opnemen.

‘U kunt overtuigd zijn van mijn discretie,’ verzekerde madame Pion. ‘Ongetwijfeld.’ Mijnheer Godschalk boog. ‘Ik zal maar met de deur

56

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.