schalk toch nog argeloos en hevig verliefd pp een vrouw.
’t Was niet eens een vrouw, het was een klein meisje, amper zeventien. Ze trok een klein rood mondje samen tot een rozeknop, schudde langdurig en afwijzend een rossig krulhoofdje en gaf met haar waaiertje een kort tikje op de samengebalde vuisten van mijnheer Godschalk.
‘Non mon vieux/ zei ze. T’es trop bon-papa, - tu n’es pas mon genre.’
Ze heette Julie Szpar en was een klein Pools pperettesterretje van de 10e grootte aan het firmament van de Folies. Ze zat in roze tricot en gepailleteerde vleugeltjes op de leuning van de stoel waarin mijnheer Godschalk een lange vooravond had zitten wachten temidden van een onordelijke artiestenfoyer.
‘Ik ben zeven en dertig,’ zei mijnheer Godschalk.
‘Maar je ziet eruit of je vijftig bent, anne jongenl Worden jullie daar in Holland allemaal zo vroeg oud?’
‘Je bent niet erg complimenteus,’ zei mijnheer Godschalk. Zijn bleekgeel voorhoofd werd langzaam oranjerood.
‘Och, ’t is immers de waarheid!’ Julie tilde haar linkerbeen met het snoezige roze schoentje zover omhoog, tot ze het troostend om zijn schouder kon leggen. ‘Maar trek het je niet aan, het doet er heus niet toe. Er zijn hier meisjes genoeg die een riche Hollandais wel een week gezelschap willen houden. Je bent toevallig tegen de verkeerde aangelopen, - ik heb nu eenmaal mijn bon ami. Heeft madame Pion je niet gewaarschuwd?’
Mijnheer Godschalk keek door de glazen van zijn lorgnet in het blanke, blauwbeschaduwde en-coeurtje van het meisje. Ze had de ronde weke lijnen van een jong katje, dat toch ook veerkrachtige sprongen en buitelingen weet te maken. Haar rosbruin springend haar liet zich maar moeilijk neerhouden in de satijnen band en hij kreeg opeens het gevoel dat zijn hand haar hele, kleine, driehoekige gezichtje met de grote bruine ogen en het korte neusje zou kunnen bedekken en omvatten zoals men het met een speels poesje doet - ‘Ze is een klein speels ding, - ja, stellig,’ - dacht mijnheer Godschalk en zijn slapen bonsden ondraaglijk. Ik heb madame Pion niets gevraagd, ma petite chatte,’ zei hij, ‘toen ik je vanmiddag uit zag gaan, heb ik de conciërge gevraagd wie je was en wat je deed en dadelijk een plaats voor de Folies besproken. En nu heb ik hier al de hele avond op je zitten wachten, maar ze wilden je niet waarschuwen voor de pauze.’
‘Goeie hemel, dat is waar ook!’ riep het meisje en wipte zich van de stoelleuning, ‘over tien minuten moet ik weer op en ik ben nog
55