tijd kwam dat hij deelgenoot in zijn vaders firma kon worden, had hij zonder protest een bruid voor zich laten zoeken, - natuurlijk onder beding, dat het een knap, beschaafd meisje moest wezen en hij in geen geval om de grootte van de bruidsschat een vrouw met al of niet zichtbare defecten zou behoeven te accepteren.
En zo was hij op zijn achtentwintigste naar alle regelen der traditie in de echt verbonden met juffrouw Duizenberg, nadat hij haar in een zesmaandse verloving zo na was gekomen, dat hij zich zonder hinderlijke verlegenheid kon voorstellen met dit jonge meisje een bruidsbed te moeten delen. Wat juffrouw Duizenberg, het welopgevoed zachtaardig dochtertje van de grote broodfabrikant, zelf dacht, daarnaar werd natuurlijk niet geïnformeerd, noch door hem noch door haar familie. Ze werd zijn vrouw en huisvrouw, een zo bekwame huisvrouw, dat vijf jaar na haar dood mijnheer Godschalks huishouding nog liep naar de regels die zij had gesteld, een zo volgzame vrouw, dat ze al haar pijnlijke ervaringen en teleurstellingen zonder klachten ophoopte in haar eigen ziel, die echter al na een jaar onder de last bezweek. Eén jaar na zijn huwelijk was mijnheer Godschalk weduwnaar van juffrouw Duizenberg, en beheerder van haar vermogen dat de kleine Henri toeviel, natuurlijk na aftrek van de bruidsschat.
Hij was nu een gevestigd persoon in zijn kring. Hij had zijn zaak, zijn huishouding, hij had zijn opinies, die juist zoveel afweken van die der vorige generatie om aangenaam vrijmoedig te worden gevonden. Toch hield hij zich vrijwel nauwkeurig aan de voorgeschreven gebruiken, want het zou een ongehoord en volkomen onnodig schandaal hebben gegeven, als zijn vader en moeder niet aan zijn tafel hadden kunnen eten of in zijn huis verkeren. Maar hij glimlachte wel eens ironisch om de stiptheid van juffrouw Augusta, -al verstopte hij later weer die glimlach toen zijn zoontje ouder werd en oplettend.
Hier bemerkte hij zelf een merkwaardige incongruentie tussen zijn verstandelijk inzicht en zijn daden. Hij kon zich eenvoudig niet anders stellen tegenover de jongen, dan zijn vader het tegenover hemzelf had gedaan. Na de dood van zijn ouders ontzegde hij zich willens en wetens de vrijheid om juffrouw Augusta te verwisselen voor een huisdame die het minder nauw nam met de rituele discipline en hem een zeer gevarieerd en lichtzinnig menu zou opdissen. Zelfs constateerde hij bij zichzelf nog altijd het plezier aan de wekelijkse kerkgang, ook nu de lege plaats van zijn vader, naast hem, al lang door een vreemde was ingenomen. Er liep bepaald een scheiding, tussen zijn redelijke overtuiging en de inrichting van zijn privéleven. Maar hij voelde zich naar generlei zijde bezwaard. Zo
53