de rit van het koninginnetje begeleidde. °t Is verschrikkelijk,* zei juffrouw Augusta. ‘Straks slaan ze de ruiten nog in.’ Ze praatte voor zich heen, zonder eraan te denken, wie luisterde. ‘Die Domela moest levend worden gevild. Ophangen en vierendelen moesten ze hem. Kijk, bij de eierboer zetten ze al de luiken op!’ En juffrouw Augusta hing zich met haar volle gewicht aan de bel van de bovendeur.
Maar mijnheer Godschalk was niet thuis en de bedienden waren naar de kelder gegaan om de houten luiken te zoeken, die bij de restauratie wat achteraf waren gezet. Juffrouw Augusta moest blijven staan, ze drukte haar rug tegen de deur en kneep Henri’s hand pijnlijk in de hare. Ze dacht er zelfs niet aan dat ze aan de onderdeur zou kunnen bellen, geremd als ze was door haar angst om zich op één niveau met de onberekenbaar stuwende mensenstroom te bevinden.
Opeens wees ze naar het gewoel op de brug. ‘Kijk daar eens! -wat een stuk schandaal!’
Henri zag dadelijk v/at ze bedoelde. Betje van de overkant liep mee tussen de mensen. Ze had een vuurrode sjerp over haar borst en haar haren waren losgewaaid. Haar blank-en-rood gezicht blonk tussen al de donkere mannengezichten. En aan haar hand liep Mietje, heel klein maar vrolijk, het was of ze danste naast haar moeder. Hun monden gingen mee open en dicht op de maat van de stappende voeten. Henri kon zien dat Mietje het heerlijk vond, zelf vond hij het ook heerlijk dat al die mensen daar samen zo prachtig liepen. Juist wilde hij dat tegen juffrouw Augusta gaan zeggen, toen hij schrok van haar stem. Heel vreemd en scherp zei ze: ‘Die vuile slet komt het huis niet meer in.’
Het was een angstig gehoor alsof juffrouw Augusta hard vloekte. Henri voelde de schrik in zijn maag, hij hield veel van Bet. Hij kende haar helemaal, van altijd, en Mietje hoorde bij haar. Het zou akelig wezen, als ze nooit meer door het huis liep en hem toeknikte. Hij keek omhoog, juffrouw Augusta hield haar ogen half dichtgeknepen, dat deed ze wel vaker, ze werd erg bijziende. Daarom had ze onlangs ook een bril gekregen maar die droeg ze niet op straat omdat ze zich lelijk vond met een bril.
Toen zei Henri, en het kwam helemaal vanzelf:
‘Wat bedoelt u eigenlijk?’
‘Zie jij Bet daar dan niet?’ vroeg juffrouw Augusta.
‘Waar?’ zei Henri.
‘Daar!’ en juffrouw Augusta wees met haar vinger. Ze moest wel helemaal in de war zijn, dacht Henri, want anders, als hij weleens met zijn vinger wees, gaf ze een standje.
50