Henri van de overkant

Titel
Henri van de overkant

Jaar
1936

Druk
1963

Overig
5ed 1963

Pagina's
255



achter welke boomstam het rode kapertje voor de dag zou kunnen komen en als het er niet was, viel dat tegen.

Ze praatte veel tegen Stina en soms keek ze om Stina’s rokken heen naar zijn gezicht en knikte hem toe. Dan knikte hij terug, maar hij had niets te praten want hij wist niet wat ze zou willen horen, en over de dingen van haar school kon hij niet meepraten. De echte dingen van zijn eigen school kon hij maar niet zo gewoon vertellen, en de sommetjes en de letters, die zij nu tegelijk aan het leren waren, kwamen er niet op aan.

Eens toen hij erg vroeg was en Stina al was teruggegaan, liep hij een eindje met Mietje op, tot aan de Zwanenburgwal. Daar stond hij haar na te kijken, ze ging eerst langs de St. Anthoniesluis en toen naar haar school aan de stille kant van het Waterlooplein. Het was een heel andere school dan de zijne, een grote nieuwe school van rode bakstenen en groengeschilderde kozijnen. Maar het was toch een echte armenschool: hij zag de jongens die voor de deur speelden, ze hadden vuile klompen en petten die over hun oren zakten en de meisjes droegen rare uitgewassen kleren die toch goor waren. Er liepen maar een paar meisjes zoals Mietje, die gesteven ruitjesschorten droegen, en toen begreep Henri dat Mietje een van de nette kinderen was op die armenschool. Toen ze aankwam, holden direct meisjes naar haar toe en staken hun arm door de hare, hij vond dat erg prettig voor haar.

Even later stond hij weer tussen de jongens voor het Instituut Meul-mans. Het speet hem toch, dat er niemand was die naar hem toekwam.

Juffrouw Augusta had hem bij de hand. Ze stonden boven aan de stoep, het was woensdagmiddag en ze zouden samen de stad ingaan. Henri vond dat meestal heel plezierig, al hield juffrouw Augusta hem ook stijf vast. Hij liep graag tussen de mensen, iedereen was anders en hij hield een beetje van ieder die hij tegenkwam. Natuurlijk waren er mensen waar hij al dadelijk veel van hield, - de oude mannetjes op de banken van het Rembrandtplantsoen, en de venters die hij nog kende van vorige keren. De man met de kar vol aardewerk bijvoorbeeld, die schreeuwde als een schelle trompet. - Hij heette ‘Paniko’ omdat hij eigenlijk ‘Pannen-te-koop’ riep en er een grappig woord van had gemaakt. Dan was er de man met het trommeltje oublies, die had zichzelf Oublie gedoopt.

Henri kon hem al een straat ver horen aankomen, ’t was net een fluit die van hoog naar laag werd geblazen. Als hij voorbijging moest Henri altijd even zuchten omdat hij zo vreselijk graag een van die mooie lange opgerolde goudgele oublies in zijn hand zou

46

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.