zeker dat treife eten niet deugt, want alles zag er nog lekkerder uit dan thuis en iedereen at er smakelijk van. Maar toch hield hij zijn mond stevig dicht en eindelijk haalde mevrouw Borell haar schouders op en ging weg.
Dorus Steeman had er naar staan kijken, en toen mevrouw was heengegaan, voelde Henri zich zo ongelukkig, dat hij alles maar aan Dorus zei. Die holde toen naar mevrouw Borell om het over te vertellen, hoewel Henri hem terugriep. Henri zag dat ze nu heel anders naar hem keek dan tevoren, ze lachte niet meer. Zelf kon hij ook niet meer lachen, het was alsof hij al niet meer bij het feest behoorde.
Natuurlijk bedankte hij netjes bij het weggaan. Maar hij was niets blij als hij later terugdacht aan de feestmiddag. Als hij aan mevrouw Borell dacht, liep een koud gevoel langs zijn rug, hij schaamde zich en toch was niets zijn eigen schuld.
Maar langzamerhand ging het over.
Hij werd dat jaar nog een keer gevraagd op een partijtje bij een jongen wiens vader dominee was. Hij liep wel drie dagen met het briefje in zijn zak, eindelijk verscheurde hij het in kleine snippertjes, die hij uitstrooide in de gracht. Toen de jongen vroeg waarom ze bij hem thuis geen antwoord gaven, jokte hij wat bij elkaar, hoewel hij dat heel naar vond, want hij was een beetje vies van jokken. Maar hij was nog banger om zich weer te moeten schamen.
Dat hij best de treife taartjes zou kunnen eten en er dan thuis om jokken tegen juffrouw Augusta, had hij nog niet bedacht
Hij ging pas jokken tegen juffrouw Augusta om Mietje van de overkant.
Hij had Mietje nog wel eens gezien. Thuis was ze niet meer op visite geweest, ze kwam nog wel eens een keertje in de keuken, maar juffrouw Augusta had stijf haar mond dichtgehouden toen hij had gevraagd of ze weer eens bij hem boven mocht komen om te spelen. Maar nu hij naar school ging, kwam hij haar wel eens tegen want zij ging naar de armenschool op het Waterlooplein, dus moest ze over de brug bij hun huis en voor haar eigen plezier liep ze dan een eindje langs de Kloveniersburgwal en de Raamgracht. Dat vond ze prettiger dan de vuile Hoogstraat en de St. Anthoniesbreestraat waar altijd sinaasappelschillen lagen en paardevuil en modder. Als Stina hem naar school bracht, schoot het kleine meisje vaak te voorschijn van achter een boom langs de gracht en hing zich aan Stina’s arm. Het werd een spelletje voor Henri om te bedenken
45