Henri van de overkant

Titel
Henri van de overkant

Jaar
1936

Druk
1963

Overig
5ed 1963

Pagina's
255



andere jongens was aangekomen, ging zij terug.

Dan stond hij midden tussen alle andere kinderen, en dat was heerlijk. Hij werd helemaal anders als hij bij school alleen was gelaten, zijn ogen zagen dan veel meer. Als de grote jongens postzegels ruilden werden hun gezichten strak en lang en als de jongens uit zijn klas dropjes deelden, keken ze lief en lachten tegen elkaar. Soms vochten ze en dat was ook goed. Een gezicht was telkens anders en toch goed.

Maar soms keek zo’n gezicht hemzelf aan en dan ging een trillende schok door zijn hele lijf, want dan kon hij terugkijken en dat was soms angstig en soms heerlijk.

Het was heerlijk om in vriendelijke ogen te kijken, daar werd je vanbinnen blij door en het was net of je groeide. Maar het was angstig om in een gezicht te zien dat je uitlachte of wou plagen. Want je hield toch van zo’n gezicht en daarom was het onbegrijpelijk dat het plagen wilde. En al deed het nog zo lelijk, zo lelijk dat je ervan ging huilen, dan moest je er evengoed van blijven houden, want het hoorde bij jezelf en bij de anderen, bij al de jongens samen. Er was geen enkele jongen die hij ooit helemaal gemeen kon vinden, zodra hij in zijn ogen had gekeken.

Maar er gingen op het Instituut Meulmans niet zo heel veel jongens die zich met Henri Godschalk bemoeiden. Een smal bleek joods jongetje, dat altijd stiekempjes op een klein plaatsje blijft staan rondkijken, kon geen speelkameraden verwachten op deze Amsterdamse jongeherenschool. De leerlingen waren over het algemeen gezonde, welopgevoede kinderen uit de gegoede en verlichte koopmansfamilies der negentiger jaren, ze amuseerden zich op behoorlijke wijze onder elkaar, plaagden speels maar niet sadistisch en maakten van het kleine joodje geen schoolmartelaar. Maar ook geen kameraad.

Soms werden in de klas nette witte briefjes rondgedeeld, dat betekende een kinderpartijtje, maar voor Henri was er alleen zo’n briefje als de hele klas zonder enige uitzondering werd geïnviteerd. Er zat in zijn klas een jongen, die het zoontje was van een baron. Toen die verjaarde, werd de hele klas gevraagd, want niemand anders was van adel en dus was iedereen minder en zo weer gelijk. Henri had het briefje aan zijn vader gebracht en die had zijn wenkbrauwen opgetrokken, maar juffrouw Augusta had gezegd dat hij een nieuw pakje moest hebben.

‘Vind je het prettig?’ vroeg zijn vader.

‘Misschien wel,’ zei Henri. Hij had zich nog niet voorgesteld hoe het zijn zou.

‘Maar je kunt niet meeëten van de taartjes,’ zei juffrouw Augusta,

43

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.