nen aan zijn ontwikkeling; als hij op school goed zijn best deed, werd hij een ontwikkeld mens die wat betekende in de maatschappij.
‘Geef je vader maar een zoentje,’ had juffrouw Augusta toen gezegd en Henri had het natuurlijk gedaan. Eer juffrouw Augusta zoëven de klas was uitgegaan, had ze hem zelf ook om een kusje gevraagd. Henri wist nu al vast en zeker dat hij niet iedere morgen kusjes wilde blijven geven, hij hoopte ook maar dat Stina hem in het vervolg naar school zou brengen.
En later, natuurlijk veel later, zou hij alleen naar school gaan, de Raamgracht was vlakbij, net even om de hoek.
Nu waren alle kinderen in de klas, de banken zaten vol. De juffrouw keek rond en maakte toen de deur dicht. Henri zag dat ze een ander gezicht kreeg, het lachte niet meer zo erg. De jongen naast hem ging rechtop zitten.
‘Waarom zei je ‘stik’ tegen me?’ vroeg Henri. Het viel hem nu pas weer in dat de jongen zo raar had gedaan.
De jongen keek naar de juffrouw en gaf geen antwoord. De juffrouw zat netjes bovenop een hoge stoel met een treetje en keek over de klas. Henri moest even gaan verzitten, hij nam ook zijn handen van de tafel.
‘Zo,’ zei de juffrouw, ‘nu gaan we beginnen!’ Opeens gaf een klein jongetje een heel harde schreeuw en begon gillend te huilen, Henri werd er wit van. De juffrouw liep naar de bank van het kind maar toen huilde het nog harder.
‘Niet beginnen! Niet beginnen!’ schreeuwde het jongetje.
‘Waarom niet?’ vroeg de juffrouw en greep hem onder zijn kin.
‘Ik ben zoet, ik ben zoet!’ kermde het jongetje. Henri kreeg er pijn in zijn buik van. Hij keek angstig naar de jongen naast hem. Maar die lachte en wees met zijn vinger naar het huilende kind.
‘Hij denkt dat ze de kinderen hier slaag geven om ze knap te maken, dat heb ik hem verteld.’
‘Dat is toch niet waar,’ zei Henri.
‘Natuurlijk niet,’ zei de jongen, ‘maar ik vond het leuk, hij geloofde het.’
Henri keek met grote ogen, hij begreep niets meer. De andere jongen grinnikte want de juffrouw kwam aanlopen met een grote doos pralines en stopte het huilende jongetje wat in de mond, toen liep een bruin straaltje langs zijn kin.
‘Nu krijgen we allemaal wat,’ zei de jongen. *Verleden jaar heeft ze het ook gedaan.’
‘Hoe weet je dat?’ vroeg Henri.
‘Ik ben blijven zitten,’ zei de jongen, ‘ik ben de hele winter ziek
40