mouwtjes en tilde hem op zijn hoge stoel aan tafel. Daar zat hij nu, op gelijke hoogte met de beide mensen, maar hij keek niemand aan, en zag alleen hoe het rauwe deegballetje, dat Sellie iedere vrijdagavond als een groet uit de keuken op zijn bord legde, verwijderd werd door de hand van juffrouw Auf^usta. Maar dat was niet erg, zo iets had hij wel verwacht. Veel erger was het dat hij niet gebensjt was, veel erger was het kale gevoel op zijn hoofd, waar hij anders de handen van zijn vader nog kon voelen lang nadat ze waren opgetild, - hij voelde ze soms nog terwijl hij zijn best deed om zijn soep te eten. Het was prettig om gebensjt te worden, hij stond dan zo echt alleen samen met pa, juffrouw Augusta stond maar toe te kijken. En de hele vrijdagavond tot hij naar bed moest, zat hij op zijn stoel naast pa., die boeken las terwijl hijzelf plaatjes keek, als pa dan opzag van zijn boek streek hij nog wel eens over zijn haar. Juffrouw Augusta zat helemaal aan het andere eind van het witte tafellaken en hoorde er eigenlijk niet bij.
Maar nu zat juffrouw Augusta rechtop en statig achter de soepterrine. Nadat mijnheer Godschalk de sabbat had ingewijd met de zegen over wijn en brood, schepte ze de soep als meesteres van de tafel, en pa praatte met haar en zijn ogen keken helemaal niet opzij. Toen drukte Henri een laatste lastige snik weg en wachtte rustig tot de volle soeplepel werd omgekeerd boven zijn bord. Juffrouw Augusta wist dat hij soep naar vond, dus was het een volle lepel, als juffrouw Augusta eens een keer lief was, zei ze: ‘hij heeft maar een klein maagje,’ en gaf een halve lepel, maar nu vond ze natuurlijk: ‘soep is versterkend voor een kind.’
Henri at zijn soep, hij at het soepvlees en de worteltjes en de kip met abrikozen en de appeltaart. Hij dacht wel dat hij ’s avonds misselijk zou moeten worden maar dat was dan juffrouw Augusta haar eigen schuld. Ook ging pa met de wijnfles zijn zilveren bekertje voorbij, waarin hij anders iets kreeg dat pa ‘de 1’eau rougie’ noemde, - maar hij vroeg toch niets, hoewel hij het eten nooit goed naar binnen kreeg als hij niet kon drinken. Het was wel een heel vreemde vrijdagavond omdat pa opeens zo veraf was, maar toch voelde hij nu niet het erge gemis van straks toen zijn vaders handen waren weggebleven van zijn hoofd. Hij zat rechtop in zijn stoel en voelde zich tussen de twee andere mensen zichzelf, een jongetje waarvan zij niets konden weten als hij niets tegen ze zei.
Later, toen Stina de tafel had afgenomen en het schone witte tafelkleed was uitgespreid waarop de schaaltjes met zoetigheid en amandelen kwamen te staan, schoof juffrouw Augusta zijn hoge
27