met al de netgeklede huisvaders, die tijdelijk vakantie namen van de wereldse zorgen en daarna de avond en de zaterdag waarop men, dwingend zelfs, werd weerhouden iets te doen dat aan het wekelijks werk herinnerde. Natuurlijk nam hij ook niet deel aan de onderlinge leeroefeningen der ware vromen, maar het was plezierig om zonder de knepen van een verzaakt plichtsgevoel, zich op zijn gemak te kunnen verdiepen in zijn lectuur, een pas uitgekomen roman of een politiek geschrift, dat op dat moment de belangstelling had van het beschaafde Nederland.
Voor deze avond stelde hij zich veel voor van de nieuwe Zola die hij des middags al had opengesneden opdat hij bij het lezen de sabbat niet in het openbaar zou behoeven te schenden. Maar het vooruitzicht op zijn welverzorgde maaltijd was hem ook niet onaangenaam, hij apprecieerde wat goeds, en binnen de beperkingen der rituele keuken wist juffrouw Augusta werkelijk een aardig menu samen te stellen.
In de eetkamer, op de penanttafel, stond de zilveren sabbat-luchter in het rossig licht zijner zeven kaarsen, dat nog eens terugscheen uit de spiegel daarachter. Het witte gasgloeilicht uit de bronzen kroon kaatste schel op blinkend zilver, glanzig damast en fijn Frans porselein. Mijnheer Godschalk glimlachte tevreden, hij zag graag een onberispelijk gedekte tafel. Nu keek hij de kamer rond, - waar was Henri? Als hij uit sjoel kwam, behoorde juffrouw Augusta hem met Henri hier op te wachten.
Daar hechtte hij aan, zelf had hij zijn vader ook ’s vrijdagsavonds zo opgewacht. Als een vader uit sjoel komt, behoort hij zijn kinderen de hand op te leggen en ze te zegenen. Dat is het gebruik, een goede gewoonte en ook aangenaam. Mijnheer Godschalk zag door de week niet veel van zijn zoontje, - in zijn huis had de moeder ontbroken die met trots haar eerstgeborene toont aan de echtgenoot en zo zijn vaderlijk gevoel helpt wekken. Maar hij was op zijn manier toch zeer gehecht aan het kind dat zijn zichtbare voortzetting was. Het was werkelijk geen lege formule die hij uitsprak, als hij zijn hand legde op het zachte jonge hoofdje. Hij wenste in zo’n ogenblik van harte dat een God tot wie hij gewend was zich te richten alsof hij bestond, zijn jongetje mocht bijstaan indien dat tot de mogelijkheden behoorde. En als hij na het uitspreken van de zegen zijn lippen drukte op het geheven gezichtje, voelde hij soms een weemoedige vertedering voor het kleine ventje dat zo weinig plaats innam in zijn huis en in het bestaan.
Haastige stappen en stapjes door de gang, daar kwam juffrouw Augusta in hijgende haast, verhit, met blauwrode vlekken op haar slapgele konen. Achter haar brede zwarte rok hield ze Henri aan
24