en gemaakt bij een goede Amsterdamse meubelzaak en verschilden in niets van andere meubels der laat-Victoriaanse periode; hun krullend snijwerk was mateloos overdadig en hun pluche onverslijtbaar. De kunstkenners, die mijnheer Godschalks expositiezalen bezochten, zouden geglimlacht hebben om de inrichting van zijn zitkamer, maar hijzelf werd niet geschokt door deze incongruentie. De woonruimte waarbinnen hij sliep, at en dronk, paste voldoende behaaglijk om zijn particulier bestaan, hij had evenmin behoefte om hier veranderingen aan te brengen, als om een opvolgster te zoeken voor de echtgenote die dit alles zo had ingericht.
Mijnheer Godschalk voelde zich volkomen tevreden in de staat van weduwnaar. Bij het verlies der vrouw die hij na een korte verloving en een enkel huwelijksjaar maar oppervlakkig was nader-gekomen, had hij zich indertijd zakelijk en vrij spoedig neergelegd. Hij dacht er zelfs niet meer aan om een ander te zoeken want hij had kennis gemaakt met een jonge weduwe uit een sigarenwinkel en bezocht haar tweemaal per week, wat voldoende was. Zijn huishouding werd voorbeeldig bestuurd en zijn zoontje bevredigend verzorgd door juffrouw Augusta, die oud genoeg was om geen vergeefse hoop op hem te vestigen en dus zonder nukken of hinderlijke avances haar plicht deed. Er behoefde hem nooit enige ongerustheid of ergernis te overvallen bij het beklimmen van de trap naar zijn woonverdieping, en hij apprecieerde dit feit ten zeerste. Neuriënd beklom hij ook nu trede na trede. Bovengekomen, ging hij allereerst het garderobekamertje binnen, waar hij zijn bottines verwisselde voor nette lakschoentjes, die het midden hielden tussen dansschoenen en huispantoffels. Toen waste hij uitvoerig zijn handen en zette het zwartzijden kapje luchtig op zijn achterhoofd, want ’s vrijdagsavonds in zijn eigen huis was het niet bezwaarlijk om de ritueel voorgeschreven hoofdbedekking te dragen, en waarom zou hij het dan laten? Hij neuriede weer zijn wijsje en bekeek zichzelf in de spiegel, - een zacht glimlachje gleed over zijn smalle lippen, hij vond zich veel lijken op zijn vader zo. Maar de zeer orthodoxe oude heer had het mutsje ook op iedere weekdag gedragen, die ontving zelfs de clientèle met gedekt hoofd. Dat ging nu natuurlijk niet meer.
Mijnheer Godschalk nam zich niet kwalijk dat hij een beetje schipperde met de voorschriften, - andere tijden, andere zeden. Maar hij vond het ook niet nodig om aardige, traditionele gewoonten af te schaffen zolang er niets beters in de plaats kwam, - de zondag der protestanten leek hem een dooie dag. Hij vond de sabbat een genoeglijke instelling, - eerst de ontmoeting in de sjoel
23