vooral niet aan bij de groepjes die samen de kerk verlieten en al dadelijk geïnteresseerde gesprekken op touw zetten, hij liep alleen en op zijn gemak, bekeek de huizen en de mensen die hij op de werkdagen eigenlijk nooit goed zag en voelde zich een korte poos tevreden in zijn eigen schoenen gaan. Het was een wekelijks halfuur zonder haast en zonder noodzakelijkheden.
Ook nu stond hij op zijn stoep zonder zorg en zonder haast. Hij treuzelde daar maar zo’n beetje, overzag de walkant en de rimpels van het altijd aanwezige water waarin de geelschijnende lan-taamkoppen spiegelend wiegden, luisterde naar de afwezigheid van geluiden uit de Jodenhoek en snoof zonder gulzigheid maar appreciërend de geurige keuken uit zijn onderhuis. Er ging een tevreden glimlach van zijn ogen naar zijn hand met de kornalijnen zegelsteen, die eindelijk de sleutel had gevonden en daarmee afwezig het deuntje uit de Bettelstudent tikte tegen de ijzeren stoepleuning. Hij had nog lang zo kunnen staan, als niet het carillon van de Zuiderkerk met een statig volkslied bovenop zijn kleine deuntje was gevallen; nu echter stak hij de sleutel in het slot en liet zich binnen.
Mijnheer Godschalk veegde langzaam zijn voeten op de mat terwijl zijn hoofd meeknikte met een zacht toestemmend knikje. In weelderig perspectief strekte de roodsmyma gangloper zich voor hem uit over witmarmeren plavuizen. De matglanzende eiken kamerdeuren voegden zich met het antieke stucwerk en de warm-bruin gepatineerde cassoni tot een beeld van schone behaaglijkheid waaraan de Chinese vazen sprankels van kleurige luister bijzetten. Hoewel mijnheer Godschalk bij de restauratie van het huis ieder detail had aangegeven en elk stuk zijn plaats toebedeeld, verraste het geheel hem nog altijd met een schokje, dat hem heel even de adem deed inhouden. Het huis was meer geworden dan hij had verwacht. Hij had niet anders bedoeld dan een passende omgeving voor zijn collecties antiek, die hij in een harmonieuzer omgeving aan een betere clientèle zou kunnen tonen, zoals hij dat in het buitenland wel had gezien. Maar al restaurerende had hij genoegen gekregen in het werk, hij had ook de gevel onderhanden laten nemen en nu stond het huis met de opgefriste rode baksteen en de bruineiken besneden bovendeur als blijk van zijn goede smaak tussen de andere, stijfdeftig overgeschilderde huizen van de burgwal. Van binnen deed het aan als een klein intiem museum, waaruit men ook wel wat wil verkopen, - het imponeerde de ondeskundige bezoeker voldoende om hem de lust tot marchanderen te benemen.
De smaakvolle reorganisatie van zijn vaders ouderwetse antiek
21