best voor het kind gedaan.’
‘Ik neem niemand iets kwalijk, en meneer moet zelf weten wat hij doet. Maar hij weet niet alles en u ook niet, juffrouw Augusta.’ ‘Wat weet ik niet?’ vroeg juffrouw Augusta met plotseling verscherpte belangstelling.
‘Ik hou niet van verrajen,’ zei Sellie.
‘Maar nu ben je begonnen en nu moet ik weten of er hier in huis iets mis is.’ Juffrouw Augusta was opeens diep en fel geïnteresseerd; als model dame-huishoudster duldde zij geen onregelmatigheden in de huishouding, waarvoor zij responsabel was.
‘Hier is niets mis,’ zei Sellie, terwijl ze consciëntieus de soep afschuimde, ‘daar zorgt u waarachtig wel voor. Maar met Bet is het mis, met die hele huishouding daar is het mis. Van de vader tot het jongste broertje zijn het allemaal socialen. Moet u Sti-na maar vragen, d’r hangt zo’n groot portret van Domela boven de latafel. En Bet zelf is zo rood als een kraal, gisterenmiddag heeft ze hier zitten afgeven op de rijkelui en op d’r eigen pastoors dat ik er koud van werd. Ze heeft geen eerbied voor niks. Toen laatst het koninginnetje voorbijkwam is ze nog niet van haar stoel opgestaan om te kijken. Brandrood is ze, en zo’n meid moet ik drie dagen van de week in mijn keuken verdragen...’
‘Ja, de vrouw van de burgemeester komt hier niet de stoep schrobben,’ zei juffrouw Augusta en haalde haar schouders op. Sellie’s inlichtingen hadden haar niet bovenmate geschokt, ’t Was nu eenmaal zo, de hele werkende stand werd bedorven door Domela. De hele overkant was rood, er had nog geen kindervlaggetje uitgehangen toen het koninginnetje voorbijkwam. Maar moest men daarom een werkster wegsturen, die nu eens bij uitzondering eerlijk en zindelijk was? Zo een kon je maar niet bij het dozijn nabestellen.
‘Afijn, ik heb er genoeg van.’ Sellie zei het met dreigende beslistheid en roerde een diepe wervelkolk in de soeppan.
‘Ik zal Bet zeggen dat ze hier in huis haar mond heeft te houden over die dingen,’ zei juffrouw Augusta haastig. ‘En natuurlijk mag ze niet bij Henri komen, dat moet nu zeker gedaan zijn.’
‘Als ze strakkies haar kind komt halen, zit ze toch weer een half uur boven.’
Juffrouw Augusta keek schuldbewust. - Eigenlijk had ze dat kind ook niet bij Henri moeten brengen zonder dat mijnheer Godschalk ervan wist. - ‘Roep me maar dadelijk als Bet er is,’ zei juffrouw Augusta en ging heen om het schone tafelgoed uit te leggen. Als altijd na een ontmoeting met Sellie, in iets minder verzekerde houding.
18