frouw Augusta zichzelf met het oog op Mietje. Ze had liever gezegd: ‘Sinterklaas bestaat niet’, - want wat heeft een joods kind met Sinterklaas te maken? - maar ze was toch te barmhartig om de illusie van het andere kind te verstoren.
‘Krijg jij dan heel niks van Sinterklaas?’ vroeg Mietje.
‘Hij krijgt een andere keer wat,’ troostte juffrouw Augusta. ‘Met Chanoeka1, niet Henri? - als de lichtjes branden.’
‘Ik zou ook best wat van Sinterklaas willen krijgen,’ zei Henri. Zijn ogen gingen een beetje wijder open. Nu hij tegen Mietje praatte, vielen hem allerlei dingen in die hij anders alleen bedacht als hij in bed lag, ’s avonds voor hij slapen ging. - ‘Echt van Sinterklaas, want op Chanoeka krijg ik van pa en juffrouw Augusta. Maar Sinterklaas weet precies wat je hebben wilt omdat hij alles ziet; binnen in je ziet hij wat je wilt hebben.’
‘Wat ziet hij dan nu binnen in je?’ vroeg juffrouw Augusta die nog haar Chanoeka-cadeautje kopen moest. Maar Henri wist niets te zeggen, zeker kon ook Sinterklaas niet binnen in hem zien als juffrouw Augusta in de kamer was. Ze bleef nog even staan kijken hoe de kinderen het speelgoed opzetten.
‘Hij ziet smal en bleekjes,’ dacht ze, ‘en toch komt er zoveel in, levertraan en biefstuk en stout; en dat andere kind, dat de fles heeft gekregen omdat de moeder hém moest voeden en dat leeft van de klieken uit de werkhuizen, is de gezondheid zelf. - Ik doe er toch aan wat ik kan,’ troostte ze zich en wreef haar handen of ze zich waste, toen hield ze ze voor zich uit en keek ernaar. Ze had witte vlezige handen en zag tevreden dat ze welonderhouden waren. Juffrouw Augusta had zich verhuurd als dame-huishoud-ster, en haar handen waren het teken harer waardigheid, de meiden benijdden haar het manicuurdoosje in haar sleutelmand. Maar Henri hield niet van haar handen, ze waren te wit, hij keek er liever niet naar als ze hem waste of aankleedde.
Juffrouw Augusta ging langzaam naar de deur, keek nog eens om en duwde toen voorzichtig achter zich de kruk dicht. De kinderen merkten niet eens dat ze wegging.
In het trappenhuis rook het naar zeepsop, de eiken traptreden waren witgeschuurd en Stina rolde alweer de loper uit. Juffrouw Augusta wachtte tot Stina opzij ging, toen nam ze haar zwartzijden japon bijeen en stapte voorzichtig om een emmer. De koperen emmer blonk, in de schuurbak lagen marmerslijp en zand keurig gescheiden. Juffrouw Augusta knikte. -
‘Voortmaken,’ zei ze, ‘om vijf uur moet je opgeknapt wezen.’
16
1
Zie verklarende woordenlijst achterin.