‘Waarom kom je hier?’ vroeg Henri.
‘Wat deed je toen ik binnenkwam?’ vroeg Mietje.
Henri stak zijn vinger in zijn mond, dat deed hij nog wel eens een enkele maal als hij moest nadenken. Hij was al vergeten dat hij had zitten uitkijken naar Sinterklaas. ‘Ik deed niets, geloof ik,’ zei hij, ‘maar we kunnen wel wat gaan spelen.’
‘Heb je speelgoed?’ vroeg Mietje.
‘O een heleboel,’ antwoordde juffrouw Augusta, ‘maar hij speelt er niet mee. Wil je het eens zien?’ En ze deed een kast open. Henri keek mee in de kast. Alles wat er stond, kende hij. De prentenboeken had juffrouw Augusta allemaal al voorgelezen en de plaatjes bleven altijd hetzelfde. Eén boek was er, met trekplaten, als je aan het papieren reepje trok, ging de tong van de hond en de staart van de eekhoorn heen en weer, er was ook een heks waarvan de kromme kin venijnig kon bewegen, maar iets anders kon er nooit mee gebeuren. De blokken uit de dozen met de zes verschillende platen kon hij allemaal neerleggen zonder zich te vergissen, daarom bouwde hij er wel eens torens van, maar dat mocht eigenlijk niet omdat bij ’t omvallen het papier losliet En als je eens een nieuwe blokkendoos kreeg, kende je de platen toch direct. De soldaten en de vesting leken wel leuk, maar als ze eenmaal waren opgezet, kon je er niets meer mee doen. Het tekenleitje was van matglas, als er met potlood op was getekend, moest je boenen om het er weer af te krijgen, en overtrekken is geen tekenen.
Tekenen deed hij natuurlijk wel, iedere dag, op het behangselpapier, omdat behangsel niet wordt schoongemaakt en ook niet kan wegraken. Maar juffrouw Augusta mocht het niet zien, ze zag het ook niet, want het was het behangsel onder de vensterbank achter het gordijn, zo diep kon ze zich niet bukken.
‘Waar wil jullie nu mee spelen?’ vroeg juffrouw Augusta.
‘Met alles!’ zei Mietje, die met grote ogen de kast inkeek.
‘Dat gaat niet, één ding tegelijk, anders maak jullie rommel,’ zei juffrouw Augusta.
‘Waar willen we mee spelen?’ Mietje gaf Henri een duwtje.
‘Met wat jij wilt,’ zei Henri. Hij had nog niet bedacht, dat hij mee zou kunnen spelen.
‘Dan wil ik, dan wil ik,’ - Mietje zuchtte van heerlijke verwachting, - ‘dan wil ik de soldaten en die vesting en een trein en een pakhuis en dan maken we een echte stad met alles erin en met een vrachtwagen en een winkeltje.’
‘’t Is een hebberig kind,’ dacht juffrouw Augusta. ‘Nu gaat ze haar deftige gezicht aantrekken,’ wist Henri.
14