zagen de groene soutane stilhouden bij de bedelaar tegen de brugleuning. Diens roodopgezette dronkemanstronie drukte de hoogste verbazing uit toen hij zag wat in zijn pet viel, subiet zwaaide hij zich omhoog op zijn krukken en haastte zich naar de slijterij op de hoek.
‘Die zien ze hier vandaag niet terug!’ voorspelde de bediende. Mijnheer Godschalk schudde afkeurend het hoofd, ‘’t Is zonde voor die dronkelap, daar zullen zijn vrouw en kinderen geen plezier van beleven. Zo’n geestelijke moest wijzer zijn.’
Intussen liep de pastoor al langs de overkant, haast struikelde hij over de keien. Ja, - nu draafde die man naar het station, - ‘om zijn bisschop te verblijden’, - en wat zou hij moeten antichambreren en parlementeren eer hij verder kwam met zijn processie! Mijnheer Godschalk schudde nogmaals zijn hoofd en meteen verscheen het bijbehorend glimlachje, toegeeflijk ironisch maar ook een tikje weemoedig. Hij duidde op de plek waar het Mariabeeldje had gestaan en zei tegen de bediende:
‘Daar kan die oude man nog heel wat last van krijgen.’
Maar toen de pastoor was verdwenen in de rossige mist van de Nieuwmarkt, zuchtte mijnheer Godschalk en streek langdurig over zijn achterhoofd. Hij streek net zolang tot hij zich schouderophalend kon afwenden van het raam. ‘Sluiten maar, het is bijna sabbat,’ zei hij. De bediende liet de stores zakken. Mijnheer Godschalk stak vagelijk een hand omhoog en ging naar de deur. Daar echter bleef hij staan en vroeg op quasi-luchtige toon:
‘Wat zegt men nu eigenlijk tegen zo’n man, - Eerwaarde of mijnheer Pastoor?’
‘Henri,’ zei juffrouw Augusta, ‘kijk eens, daar is iemand om met je te spelen!’
Henri Godschalk drukte zijn neusje plat tegen het raam, omdat juist aan de overkant, langs het dak van het Oost-Indische Huis, Sinterklaas kwam aanrijden. Ja, tussen al die kleine spitse daakjes zag hij heel duidelijk de punt van een mijter bewegen. Hij kon zo niet zien of er wel een gouden kruis op stond, want het was al donker buiten en ook een beetje mistig. De lantarens aan de overkant werden juist aangestoken, nu scheen hun licht van onder op tegen de huizen, maar boven de daken zag je nog dat er avondrood was geweest.
‘Sinterklaas kan natuurlijk niet veel meer zien,’ bedacht Henri, ‘ach, wèl waar, Sinterklaas ziet ’s nachts evengoed als overdag, en
11