Jean, dat je de aandacht van zulk een veldheer vraagt?
Ik gaf den introductiebrief van mijn voogd aan een adjudant, maar hij keerde niet terug. Stuk voor stuk werden de aanwezige heeren binnengeroepen en telkens als de deur zich opende, hoorde ik den lagen keelklank van een stem die den Maarschalk moest behooren. Blijkbaar bezat zijn werkkamer twee uitgangen, want niemand keerde terug en toch werden telkens andere namen afgeroepen. Eindelijk wachtte ik alleen. In een hoek van het vertrek zat nog slechts een groep kaartende adjudanten die mij voorbijzagen. Maar ik stelde mij niet aan hen voor.
Een uur verging, een tweede uur, en nog stond ik waar ik bij de toegangsdeur had plaats-gevat. In de kamer van den Hertog was alles stil. ,,Hij heeft mij vergeten,” dacht ik. ,,Of kan het zijn bedoeling zijn om mij te laten wachten tot ik vanzelf heenga? Beteekent dit een lichte beleediging om mij latere, zwaardere, te besparen? Beteekent het dat ik, een mijnheer Sans-Nom, mij bij een ondergeschikt officier heb te melden?”
Toen het avond werd, wierp een bediende die kaarsen bracht, de deur naar het werkvertrek wijdopen. Het schijnsel der kandelaars viel op een tafel vol kaarten en een neergeworpen
85