voogd liet de lantaarn neer aan een koord tot diep in het gat. In de zaal bleef slechts een flauwe schijn.
„Nu gaan we den waren doolhof in,” zei hij „Je bent niet bang he?”
„Waarom zou ik bang zijn?” vroeg ik.
„De meeste menschen zijn bang om iets te ontmoeten dat zij niet kennen of te gaan waar zij den weg niet weten. Angst is niet anders dan de wetenschap dat men het onbekende zal betreden.”
„Dan zal ik nog moeten leeren wat angst is,” zei ik glimlachend. „Het onbekende trekt mij eer aan.”
„Ga dan voor,” zei hij.
Ik keek rond hoe ik de spiegelzaal zou moeten verlaten, doch de wanden stonden in ondoordringbare gladde vlakken om mij heen. De graaf verschoof een der glasrozetten, die de vele hoeken tusschen spiegel en spiegel bevestigden en een deur sprong los.
„Er zijn vier deuren in deze zaal.” zei hij. „Maar er zijn achthonderdzevenentachtig rozetten. Men moet lang zoeken als men de enkele wil vinden die werken.”
Ik stapte over den drempel en stond in een gang die op nieuwmodische wijze was versierd met bloemen en vruchten van stucwerk. Hoe het
75