„Ik zou je niets willen leer en,” zei ze, „je moet blijven zooals je bent. Je bent goed, maar de meeste mannen schamen zich voor goedheid. Als je ouder wordt, moet je hieraan blijven denken. Je moet niet vergeten, dat je eens zoo een lieve dwaze jongen bent geweest, dat je een leper hebt willen omarmen uit goedheid.”
„Het was geen goedheid,” verweerde ik mij. „Ik kon alleen niet verdragen dat iemand verdriet had vannacht. En toen ik je in mijn armen nam, voelde ik dat ik iets ontving wat mij toekwam, iets dat mij al lang was beloofd. Zooals in een droom.”
„Maar zooals het in droomen gaat, ben ik weggevlucht en greep je in het leege,” antwoordde zij. „Heb je wel eens vlinders gejaagd? Dat is een domme bezigheid, goed voor kleine kinderen. Als je volwassen bent, laat je ze rustig boven hun bloemen fladderen.”
„Wat praatje oud,” zei ik. „En je bent nog zoo jong. Misschien wel jonger dan ik. Als je geen verdriet had, zou je een klein meisje kunnen zijn."
„Ik ben eenentwintig en zoo oud als de wereld. Ik heb aan het hof geleefd sinds mijn huwelijk, ik heb veel gezien.”
„Vertel van jezelf,” zei ik.
„Waarom zou ik je bedroefd maken? Als je verderrijdt, kan ieder kind langs den weg je mijn
56