antwoord, zag ik dat ook zij mij wilde vertrouwen en ik voelde mij wonderlijk gevleid toen Pierre Brot, nog in de deurpost, geruststellend knikte naar iemand die achter hem in het duister van het portaal bleek te wachten.
„Maître François,” zeide hij „hier is een Normandisch edelman, die straks met u den weg naar Parijs zal volgen. Hij heeft een liefdewerk op zich genomen waarin ge hem misschien kunt bij staan.”
Ik was opgestaan en had mij gebogen voor den man die in den lichtkring der kaarsen was getreden. Hij droeg de kleeding van een handwerker maar zijn oogen en zijn milde mond geleken die der heiligenbeelden, hoewel mensche-lijk in hun dappere vastberadenheid. Stellig was hij voorganger in dezen kring want Madame Brot was opgerezen en had den grootsten armstoel naar voren geschoven. Maar hij dankte, en staande, verzocht hij mij zonder verder oponthoud met hem te vertrekken, ik kon hem dan al gaande tot de poort mijn zaak voorleggen. Zoo rustig en beslissend waren zijn stem en gebaar, dat ik nog slechts zwijgend een handdruk wisselde met Pierre Brot en mijn gastvrouw en zij van hun kant, zonder zich verder te mengen in wat gebeuren ging, mij aan zijn leiding overgaven. Toen ik voor hun huisdeur nog eenmaal
4i