apprecieerde de wijze waarop hij zijn werk deed. Het valt niet gemakkelijk om de handen van een ander te verdragen, doch zijn aanraking was eer aangenaam.
„Gewoonlijk spreekt de burgertrots anders,” zei ik, „maar ik voel veel voor uw opvatting."
„Het is geen opvatting, het is waarheid,” zei de barbier. „Ik houd geen kapperspraatjes tegen mijn klanten. Ik tracht met hen te redeneeren totdat wij elkaar begrijpen en de zaak waarover wij spreken.”
Ik bracht een aangenaam halfuur bij hem door en toen ik wegreed door de monumentale Zuidpoort, was hij de beste herinnering die ik meenam uit de stad Rouaan. Ik wist zelfs nog zijn naam, een korten naam, Pierre Brot.
Het onderhoud met den notaris had slechta onnut oponthoud gegeven, want deze aange-kleede stokvisch bleek een meester in het ontduiken van vragen en mijn eigen trots weerhield mij om met een burger het onderwerp van mijn afkomst te behandelen. Maar een hinderlijke teleurstelling drukte mij toen ik de stad achter mij liet en het duurde even eer zij zich liet bannen. Tenslotte echter verdween ze in het waas boven de groenende velden en nam de rust van het wijde land mij weer in zich op.
De middag was zonnig en stil. Ik volgde een
30