Wat moest ik met hem aanvangen? Ik had volstrekt niet het plan gehad om in dit gehucht strafoefening te houden en pijnigde mijn hersens hoe ik mijn wil zou kunnen doorzetten zonder slachtoffers te maken. Want doorzetten moest ik, mijn prestige bij mijn eigen omgeving was ermee gemoeid.
„Zet hem voor het vuurpeloton,” zei ik. „Dan zal hij zich wel bedenken.”
Het was een weinig elegante oplossing. Ik heb wel eens gedacht, dat mijn verkleumd en hongerig lichaam mij die funeste gedachte aan de hand heeft gedaan en dat de pot brij die stond af te koelen zijn deel had aan wat volgde. Maar ik weet dat ik mij niet aldus mag verschoonen, want een man behoort evenzeer meester te zijn over zijn lichaam als over zijn verstand.
Zwijgend werd het peloton gevormd. Toen de bevelvoerende luitenant kwam melden dat het stond opgesteld, trad Maître François op mij toe.
„Mag ik een enkel woord met u, Kolonel?” vroeg hij.
„Een kort woord dan,” zei ik.
„De man heeft vrouw en kind. Zie daar staan
zij-” . .
Ik keek en zag in een strakgespannen, lijkwit vrouwengezicht. Al wat niet zichtbaar was geworden in de trekken van den smid, een man
173