X
In de hoogste bocht van den heerweg, waar hij afdaalde naar de vlakte, wendde ik mij in het zadel voor een terugblik. De middagzon stond recht boven de leiendaken van Château d’Auzun, iedere dakkapel teekende zich in glanzige lijntjes binnen het massief geheel. Zelfs meende ik op het voorplein een zwart figuurtje te onderscheiden, dat daar als een pion in het geblokte vierkant van een schaakbord stond en dat alleen Jeróme kon wezen.
Ik streek mijn hand over mijn voorhoofd. Er was geen verwarring meer in mijn hart, alleen een vreemde matheid. De snelle bloed-klop van vroolijke verwachting, die de maatslag van mijn jeugd was geweest, scheen trager geworden en minder markant. De gansche wereld borg minder hoogten en laagten, minder verschil tusschen licht en schaduw. Zelfs het kasteel, dat daar beneden mij lag, was niet meer het geweldig en imposant bouwwerk, dat tot in mijn jongensdroomen als de woning van het noodlot had gestaan. Het lag als een grijs blok menschenwerk tusschen het golvend groen en bruin van bosch en rotssteen, doch de strakblauwe hemel omspande het een en het ander
155