vingers gleed, verbond mij nog aan de wereld van het daglicht. Een oogenblik liet ik het eigenwillig los en voelde mij alleenstaan, toen greep ik het haastig terug in mijn hand. Nooit had ik mij zoo afhankelijk gevoeld van menschenwerk als hier.
Het koord leidde mij door gang na gang, tot aan den ingang der spiegelzaal. Was het de bedoeling van Jeróme, dat mijn weg hierlangs zou gaan? Het koord eindigde bij de openstaande deur, stellig zou het zich bij een anderen uitgang voortzetten. In de zaal had hij reeds uit voorzorg een kandelaar ontstoken.
Ik trad in het vierkant van de deur. Aan de overzij toonde het spiegelbeeld wonderlijker-wijs slechts een enkelen man op den drempel, een enkel paar omkringde oogen zag mij vragend aan uit een bleek gelaat. Ik waagde het niet een stap vooruit te treden, wetend dat van alle kanten mijn reflex slechts wachtte om zich op mij te storten als tevoren. En ik wilde mij niet nogmaals zien als aanvoerder van een rij leege schimmen. Hier, tegen het zwart van het deurgat was ik nog mijzelf.
Mijzelf? Ik keek scherp naar mijn evenbeeld en zag de vraag in zijn oogen veranderen in hoon.
Lang staarde ik mij zoo in het gelaat, dat 150