kunnen denken zooals ik dacht? Had hij kunnen droomen en verlangen? Had hij begrepen wat ik begrijp? Neen, zei zijn luchtige blik. Waartoe droomen en verlangen? Waarom denken en begrijpen? Het leven is kort.
Misschien had hij gevoeld dat zijn leven maar kort zou zijn. Ik zuchtte. Zoo zou er altijd een misschien overblijven als ik aan hem dacht. Wat wist ik meer van hem dan zijn laatste paar woorden?
En de ander? Dien kende ik nog minder. Maar voor de wereld was hij mijn vader.
Hij zou opgebaard worden in de groote zaal, hij zou bijgezet worden in den grafkelder der Auzuns en ik zou condoleanties aanvaarden, den lijkstoet aanvoeren, ik zou hooge gasten ontvangen, ik zou danken voor de belangstelling mijn vader betoond. Zoo had ik het gezien en geordend in den korten dwazen roes der eerste dagen. Maar nu ik mij voorstelde dat ik dit alles zou moeten doen, voelde ik de onmogelijkheid. Hoe kon ik een vader begraven die geen vader was? Zulk een wanhopige onzin zou mij radeloos maken. Een landjonker en een soldaat vindt zijn weg niet tusschen leugens. Ontdaan deinsde ik terug voor de nachtmerrie der komende weken. Ik had kunnen schreien van ellende.
Doodmoe zocht ik mijn slaapvertrek op. De
139