ting had gemaakt bij mijn voogd. De beide fauteuils bij den haard stonden nog waar zij hadden gestaan.
„Nu eisch ik onmiddellijk uitleg,” dreigde ik den knecht.
„Monsieur zou wijs doen zich te beraden eer hij vragen stelt,” antwoordde Jeróme.
„Ik heb geen les noodig. Wie heeft hier beulswerk verricht?”
„Niemand, monsieur. Het was zelfmoord. Een gevangene die de eenzaamheid niet verdroeg.”
„Wou je beweren, dat iemand zich uit wanhoop ophangt als hij langs een simpel luik zijn vrijheid kan bereiken?”
„Ik heb het luik eerst vanmorgen losgemaakt, monsieur. Het kan alleen hier in de zaal worden ontsloten.” Hij toonde mij een zware bout, die onopvallend langs het smeedwerk van de haardplaat lag.
„Maak dicht,” wees ik. Langzaam liet hij het zware vlak neer. „En zeg wat er te zeggen
♦ 9t
IS.
„Zou mijnheer de graaf niet eerst willen lezen wat er te lezen is?” zei hij en duidde op de cassette die ik nog steeds onder mijn arm hield. In het daglicht, tusschen de petit-point fauteuils en de Sèvres vazen, had hij zijn wereldwij
133