dienen. Van Jeróme die mij bij mijn morgentoilet wilde bij staan, had ik nog geen handreiking aangenomen, maar nu bedacht ik, al etende, dat het waarschijnlijk aangenaam zou zijn als hij mij in het vervolg behulpzaam was bij mijn coiffure. Ook nam ik mij voor om dadelijk een bediende naar Nancy te zenden en mijn chef nogmaals onder eigen naam en titel te verzoeken om het halfjaar verlof dat hij mij had geweigerd. Hij zou moeten begrijpen dat ik voorloopig op Auzun en te Versailles het noodige te bestieren had.
Na het ontbijt daalde ik langs de terrassen naar de rivier. Hier had ik voor vier jaren met mijn vader gewandeld en ik herinnerde mij met genoegen hoe ik was bekoord door zijn superieur vernuft. Het speet mij nu zeer dat ik mij bij den tocht door zijn doolhof zoo sterk had laten beïnvloeden door een redeloozen tegenzin. Alle groote heeren hadden hun bijzondere liefhebberijen. Stellig was ik het labyrinth nu een tweede bezoek schuldig, hij had er mij trouwens om gevraagd.
Maar ik zou zelfs den ingang niet alleen weten te vinden, bedacht ik. Zonder geleider moest ik hopeloos verdwalen. Jeróme echter wist zeker den weg, hij had alles samen met mijn vader ingericht. Nu ik mij hen voorstelde bij hun ge
120