krachter is Shen Ti Yü, die de heining Uwer zilver-luidende Tuinen schendt voor een spel van lust9.
*Wat is de eis?’, vroeg de Stem van de Troon. ‘Wat eist gij?’, sprak de Richter der misdadigen. De Hoge Ambtenaar legde zich neer voor de voeten van de Heerser.
Shen Ti Yü zag hem liggen, naast zich.
‘Uw Ambtenaar heeft niet te eisen, waar Gij tegenwoordig zijt, o Zuivere Waag van Rechtvaardigheid. Maar indien de klacht van Uwe Ambtsdrager U heeft getroffen door de vorm der juistheid, zo weet gij reeds, dat de schennis Uwer Hemelse Majesteit wordt gestraft met de Dood der Driehonderd Dagen9. Shen Ti Yü hoorde de stem van de Hoge Ambtenaar der Maaltijden en hoorde, dat dit de stem was van een machtige, wiens toorn rustig en koud kon zijn omdat de wraak vaststond. De vuist van de bewaarder drukte zwaar op de nek van Shen Ti Yü.
In de Hof zamelden de ogenblikken zich aaneen tot spanning, als de krachten van de schutter die de boogpees rekt. Eindelijk vroeg de Stem: ‘Is dit de koekenbakker, van wie men mij zeide, dat hij koe
11