den gordijnen van de draagstoel neerzegen voor het gulden licht van Tui s ogen, bleef Shen Ti Yü staan met gebogen hoofd en zag zijn koeken niet meer.
De volgende dag zag hij ze weer en zag tege
lijk,, dat zijn koeken gebakken waren uit deeg en bestemd om te worden gegeten. Toen wierp hij het deeg dat restte in de rivier en de koeken deelde hij uit aan kinderen. Daarna liep Shen Ti Yü op jonge, sterke benen de lange weg langs de rivier tot aan de Glanzende Stad, waar het dochtertje van de Hoge Ambtenaar leefde binnen de omheinde Paleizen van de Heerser.
Het was wonderlijk maar tegelijk zeer begrijpelijk, dat hij reeds na negen avonden de kleine Tul ontmoette in de Tuin van de Heerser, waar de zilveren
klokjes tinkelen in de taxishagen. Het was alleen
onbegrijpelijk, dat de bloembladen har er ogen zich wilden oplichten, en dat zijn verlangen mocht rusten in het hart van de bloem, dat het zich mocht verzadigen aan de glanzende gouden honing van haar blik. En, als een droom onbegrijpelijk, de gave van haar zacht voorhoofd, het zachte en vaste, dat niet
8