hare echtgenoot. Zij ging, wetende en willende, zoals haar was geleerd te gaan in de dans der adellijke maagden, die, al dansende, het gelaat van de Heerser bewaren binnen haar neergeslagen oogleden. Zij ging in de edele overgave der deemoedige die slechts één weg kan gaan, de weg die de Wet haar wijst. Gehoorzaam en nederig ging Tuï tot Shen Ti Yü en zag naar zijn handen met heldere ogen, die niet droomden.
Hoe was het, dat Tuï dan toch plotseling en ganselijk Wet en Heerser vergat? Hoe was het, dat zij zich-zelven vergat, en het vonnis dat haar voerde in de armen van een mismaakt pottenbakker? Hoe was het, dat de fijnzinnige, welopgevoede Tuï dooj werd voor het gehuil van haar vader, voor het geluister der omstanders, en dat de glimlach die men slechts lacht voor zichzelven alleen, nu gleed om haar mond ? Met heldere ogen, die niets zagen dan wat zij moesten zien, ging Tuï de weg, die haar leidde tot Shen Ti Yü, haar voetjes voelden zich getrokken in de lege ajstand die lag tussen hen beiden. Want machtig, als nooit zijn aandoénlijk onwetende minnaars-
39