zijn wijsgeworden ogen hadden zijn naakt lichaam gezien zoals een ander het ziet.
De Stem van de Troon vroeg: 'Rover, herinnert ge u de roof ?’
Shen Ti Yü boog het hoofd. Hij gaf geen antwoord. Hij wist niet meer het geluid van zijn stem. Heeft een naakt, grauw lichaam stem, als het staat tussen lieden in kleurig gewaad?
Koud, doch met harde drang, als de ijsschotsen van de Noordelijke rivier, sprak de Stem : ‘Zie op, rover! Ik toon u de buit!9
Shen Ti Yü boog het hoofd dieper. Hij had gezien, hij had reeds te lang gezien. Hij had Tuï gezien, bewegend langs de lijnen, die de Wet van de Vorm voorschrijft aan de adellijke maagden, vast getrokken langs vele eeuwen zijn die lijnen.
Hoe was het dan, dat de maanbeschenen droom weer was opengegaan, hier in de naakte dag van de Hof des Gehoors? Hoe was het dan, dat ook hier, over de hoofden der menigte die zoele sterrenwind waaide, die zoetgeurende blijdschap, die hij kende uit de heimelijk genoten uren, als zijn vingers zich verloren in
32