heven, gespreide armen schreven lijnen van eerbiedig betoomde aandoening in de ruimte der zaal. Want Tuï bewoog langs de lijnen, die sinds de dagen der Vaderen het evenwicht tekenen in het gemoed van de bewegende en de aanschouwende, tot beiden verzinken in aandacht.
Over de HoJ des Gehoors daalde weldadig de stilte der bevrediging, gebonden in genot ademde de schare der omstanders, want nooit nog was de traditionele groet der adellijke maagden zo volmaakt gedanst binnen de Heining der Paleizen.
De ogen van de Heerser waren weergekeerd uit het nevelig verschiet, helder aanschouwende rustten ze op het feilloos evenwicht der dansbeweging, er stond goedkeuring op de lippen van de Heerser.
Toen hielden de dienaressen haar vingers voorzichtig terug van de snaren. Binnen de stilte van de HoJ hoorde nu ieder het zwevend geritsel van de brocaat-zijden mantel, die in val van glanzige plooien neerzeeg voor de troon, waar Tuï haar Jij ngelijnde handjes eerbiedig samenlegde om de voeten van de Zoon des Hemels.
30