Onrustig wiegde de Ambtenaar van linker- op rechtervoet. Eindelijk zeide hij: ‘Ga, dochtertje, en roep de ogen van uwe Heer tot uw leden. Breng hem uwe groet’.
Onder de vingers der dienaressen begonnen de snaren te ruisen en nijgende vatte Tuï de slippen van haar zilver doorweven sjerp. Drieduizend dagen hadden de leraren haar polsen en enkels doen buigen in subtiele wendingen en haar schouders geleerd zich soepel te keren naar de maatval van de eerbiedwaardige gezangen der Vaderen. Drieduizend dagen had Tuï in de vrouwenvertrekken zich dansend bewogen naar de onderwijzing der leraren. Maar soms, als dezen waren heengegaan, had het wieken van een vreemd verlangen onbekende danslijnen doen beven langs haar armen en heupen en haar lichaam overgebogen en gestrekt in een onbeantwoorde vraag.
Nu echter hield Tuï met fijne vingers de zilverdoor-weven sluier, gelijk haar was onderwezen. Haar kleine voetjes gleden in zuivere maatgang, haar hoog-gewrongen, diepzwarte haarlussen bogen en rezen als de toppen der pijnbomen op de wind. Haar ge-
29