De broze scherven stoven over de koperen vloer van de Hof als witte bloembladen onder een moedwillige voorjaarswind. Shen Ti Yü zag neer op zijn handen en glimlachte.
Toen vroeg de Heerser: ‘Waarom lacht gij, Nar?9 De borst van Shen Ti Yü ademde als de rustig deinende zee, toen hij zeide: (Ik lach, o Zoon des Hemels, omdat in mijn handen de duizend vormen leven, die ik nog scheppen kan tot ogenlust9.
Een stilte stond in de Hof, kort als het ogenblik tussen bliksemlicht en donder, wanneer de loden wolk hangt boven de daken der stad.
{Klemt zijn handen in de blokken9, gelastte de Heerser. De helpers van de Uitvoerder der vonnissen grepen het lichaam van Shen Ti Yü. Een wand schoof opzij, daarachter stond de marteltafel. Het lichaam van Shen Ti Yü was licht, de helpers zwaaiden het hoog en strekten het in de blokken. Maar omdat het lichaam van Shen Ti Yü sinds drieduizend dagen was kromge-bonden in koorden, viel het de helpers zeer moeilijk de wiggen aan te drijven tot het lichaam vlak lag. Recht tegenover de Troon, in de roodbeschenen nis,
22