om adem te zamelen tot de hoornstoot, vroeg de Heerser: ‘Is dit het werkstuk, dat de Nar moest leveren op mijn bevel ?’
‘Dit is het werkstuk’, antwoordde de Richter der misdadigen.
‘Laat de Nar antwoorden’, sprak de Heerser. ‘Tot welke Dienst is dit vat bestemd?’
Shen Ti Yü zag neer op zijn handen. De voeten van de Heerser stonden zwaar tezamengesteld, Shen Ti Yü voelde het, hij zat naast de voeten.
Toen, na een poze als de hoornsignalen behoeven om weg te sterven langs de berghellingen, zeide Shen Ti Yü: ‘Ik weet niet van de Dienst, de gemene man heeft geen deel aan de Dienst der Hoge Voorvaderen, ook kent hij niet de Dienst des Hemels ojder Aarde. De gemene man heeft niet om te dienen en te offeren, hij schiep dit vat tot zijn ogenlust’.
De Heerser beschouwde het werkstuk. Toen, na een stilte als vergaat tussen bliksemlicht en donder wanneer de loden wolk ver weg hangt, hief de Zoon des Hemels zijn hand en wenkte de Uitvoerder der vonnissen. ‘Verbrijzel het onnut vaatwerk’, beval hij.
21