Dit was geen vat. Het was een vaas.
Met kleine, knerpende streekjes had de Ambtenaar het regeringsw aar merk van de Zalen der Welgevormde Vaten weggeschrapt uit de bodem van het werkstuk, terwijl hij zeide: 'Dit is het werk van een dwaas, die de Wet van de Vorm minacht’.
Maar met voorzichtige handen had Shen Ti Yü de ongewaarmerkte vaas weggedragen uit de werkplaats. En terwijl hij haar bloeiend glazuur liefkoosde, dacht hij in luidgesproken woorden, zodat de Pottenbakkers opzagen : ‘Ik eerbiedig het Geheim van de Vorm!’
Shen Ti Yü zat aan de voeten van de Heerser. De voeten van de Heerser stonden roerloos naast elkander op de bovenste trede van de troon. Het werkstuk van Shen Ti Yü stond voor de onderste trede op een toontajel van brons.
Shen Ti Yü zag neer op zijn handen. De Heerser zag naar het werkstuk.
Toen, na een spanne tijds als de hoornblazer behoeft
20