Zijn gesloten oogen knepen zich pijnlijk tezamen. Er moést gedacht worden. Er moesten beschikkingen worden gemaakt, zoodat de gruwel zou worden ontgaan, het Huis moest worden beschermd.
Hij dacht, met inspanning. Maar iedere gedachte die opdook, werd weer neergezogen in haar eigen ontkenning. Het Huis aan de Natie? maar de natie, dat was de wriemelende hoop, het plebs, hoog en laag. Den erfgenaam onterven ten bate van een anderen erfgenaam? maar de nieuwe erfgenaam zou evenmin de trouw kennen, die immers niemand meer kende in dezen tijd *—• en de juridische procedure zou lang slepen, •— te lang voor den hartslag van zijn afgeleefd hart.
Rechtop, met gesloten oogen zat Lord Tyne en wilde denken, doordenken, scherp en doeltreffend. Maar gedachte na gedachte zonk weg voor ze ten einde was gedacht, niets kon meer worden gedacht zonder de fatale ontkenning die volgde.
En toch, er moest worden gedacht om te kunnen handelen, en er moest worden gehandeld, wilde hij het noodlot vóórblijven. Waarom ontgleden hem nu, in dezen nood zijn moeizaam gezamelde gedachten, waarom bleek iedere nieuwgevonden gedachte ontoereikend?
Rechtop, met gesloten oogen zat de Earl en voelde, hoe in zijn wrak hart de kern van zijn machtelooze afmatting klopte. En de schemer van een glimlach speelde om zijn lippen ■— „coeur bel et ferme” -— arm hart, het was te oud geworden. Het verlangde rust.
Rust] Een enkele nacht van rust! En de komende morgen om verder te denken!
De Earl sloeg de oogen op en zag om zich heen.
47