Zoo heb ik gisteren ook tooverkleuren gezien, het was heel heerlijk. Maar vandaag heb ik pijn, een pijn, die drukt in mijn hart.
Het mag niet meer. Want nu ik mijn oogen weer open heb, is de gewone wereld grauw en hard als cement. Zoo leelijk. Te leelijk om in te leven. Maar ik moet nog leven, ik haal nog adem en na iedere ademhaling wacht de volgende. Mijn lijf laat het leven niet los.
Dit was zijn laatste visite hier bij mij. Na Nieuwjaar moet ik bij hem aan huis komen op het spreekuur. Voorloopig iedere twee weken, voor de controle.
Hij stond voor het raam en keek in de modderige tuintjes. Toen keerde hij zich om en zei, dat ik uit mocht.
Het is voorbij. Ik moet weer onder de menschen, voorgoed. Ik moet nog verlof vragen van kantoor tot 1 Februari om 's morgens en 's middags te kunnen wandelen en na de koffie te slapen. Ik moet ook alles eten wat op het lijstje staat, ik heb wel heelemaal geen zin maar het moet. Hij zei, dat ik moet willen, er is alleen de kleine afwijking aan de longtoppen, die genezen zal als ik mijn plicht doe en voor mezelf zorg. Hij heeft me vast aangezien, hij wilde, dat ik een plicht zag. Ik mag anderen niet tot last zijn, ik moet willen leven.
Hij stond in de deur en had haast. Hij gaf een hand en keerde zich naar de kamer van juffrouw de Groot, want hij moest nog naar Jopie kijken.
Ik sloot de deur achter hem. Had ik verwacht, dat hij een vriend zou blijven als ik beter was ? De kamer stond
46