Ik herinner me niets meer van vader, ik bedoel, ik weet niet, dat we ooit een vader in huis hebben gehad. Ik dacht eerst, dat moeder weduwe was, omdat ze huilde toen ik vroeg naar een vader. Op school tegen de meisjes zei ik toen maar, dat hij dood was. Later mocht ik natuurlijk weten, dat hij van moeder was weggegaan. Maar ze heeft er nooit veel van verteld. Ik dacht wel eens, dat ze zich schaamde, omdat ze hem niet bij zich had kunnen houden.
Er is niets meer van hem, geen portret, en geen brief. En moeder is er ook niet meer.
Nu bedenk ik opeens, dat ik het eenige ben, wat er nog gebleven is van hem. Dat heeft dokter Soerde zeker ook gedacht. Hij keek zoo ontkennend, toen ik zei, dat er niets meer over was van vader.
Hij bracht een ander boek voor me mee, een vertaald boek. Adam Bede. Het zag er dik uit en klein gedrukt. Maar ik ben toch eraan begonnen en nu ben
ik blij.
Al de menschen zijn rustig. En gewoon. Gewone menschen, behalve Adam en Dinah, die misschien een beetje te edel zijn. Maar toch niet ongewoon. Misschien zou ik soms wel kunnen zijn zooals zij.
Ze zijn niet verstandig en houden niet van moeilijke dingen. Ze zijn maar zooals ze moeten zijn. Net als de meubels van grootvader en grootmoeders stoeltje, dat zoo om me heen past alsof het vanzelf spreekt.
Niemand probeert iets te doen wat hij niet kan. Zelfs Hetty niet. Want die wil ook niets, ze wordt gedaan. Wel heel wreed en pijnlijk gedaan door
25