De oude zaak Godefrooi

Titel
De oude zaak Godefrooi

Jaar
1921

Overig
Boek van Scherts en Minnarij

Pagina's
210



28

eens spottend zeggen. Wil je bijgeval óók nog een kussentje hebben ? De tweede meid, Jans, kwam de keuken binnen en keek hem oolijk verbaasd aan. Je zal wel moe zijn, hè?

—    Verrèk — is er fan dat goed oük hier, riep hij, aangenaam verrast uit.

Jans’ gezicht duidde haar niet ouder dan achttien jaar aan, maar ze was groot en haar lichaam had zich evenredig aan die lengte ontwikkeld. En, hoewel in de stad geboren, had ze een frisch gezicht, dat bovendien regelmatig was en waarin een paar heldere oogen vroolijk uitkoekeloerden. Dirk had haar nauwelijks aangekeken of hij voelde zich al bizonder belangstellend naar haar uitgaansavond.

—    Die ouwe rammeloar is seiker je groutmoeder, niet Griet? lokte hij uit. En hij lachte haar zoo vriendelijk toe met zijn open, guitig gezicht, dat ze moest teruglachen of ze wou of niet. Ze gierde het dan ook uit.

—    Jij met je Griet — ik hiet Jans. En wie is m’$ grootmoeder, zeg je?

—    Dat ouwe houpie beenen, verduidelijkte Dirk. Ze is nou boufe met m’n moat Dourus. D’r kan gein kwoad bai want ze binne soame zou oud as Christus’ gebourte. Joa — schenk nog ’s in.

—    Och vent — ik zeg immers niets van inschenken.

Ze waren heel gauw eigen met elkaar, zoo eigen, dat Dirk haar een van zijn stoelen afstond opdat ze naar hem rustig kon zitten luisteren. Hij vertelde haar dat hij de kat in een oogenblik gedresseerd had dat ze tot aan de zoldering kon springen. Maar, dat was niets, vergeleken bij de dressuur van den duitschen buldog van zijn vorigen patroon. Dat was nog eens een gevaarlijk kreatuur. Voordat hij hem kende had nooit iemand dat dier aangedurfd en de man die hem had durven uitlachen zou men als een held hebben bewonderd. Want lachen, daar had dat beest den dood aan. Ofschoon het zelf altijd lachte, of eigenlijk grijnsde. Het hield er een manier op na om gemeen grijnzend de tanden te laten zien, die het heele personeel in dien winkel de angsten op het lijf joeg.

Hij, Dirk, had zich daar niets van aangetrokken. Den eersten keer dat het dier tegen hem grijnsde had hij het een emmer water nagegooid en, toen het tegen hem op wou springen, het met vasten blik gehypnotiseerd. Sinds dien dag kon hij met den dog doen wat hij wou; de menschen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.