ken Gezicht waren er het eerst bij. Niet één hunner was er verwonderd om, Barrèl in half-bewusteloozen toestand, de Oude Dame half ontkleed en de Somberen Man, zwaaiend met een lang mes, op een hoop te zien liggen.
Het Dronken Gezicht spoog een tabakspruim in zijn hand en poogde die Barrèls mond in te werken. Hij werd echter op zij gesleurd door een dame uit het eerste tijdperk der Feministische beweging. Ze was groot, slank, statig en ernstig, in het zwart gekleed en liep en gedroeg zich als een afgescheiden dominee. Aan haar arm hing, snikkend en bevend als altijd, de Jonge Weduwe.
Het Jonge Ventje, stotterend van kwaadaardigheid, kwam krabbelend overeind en begon met zijn hak het lichaam der Dikke Dame te bewerken. Verward tusschen de slingerende armen en beenen van Barrèl en den Somberen Man, kon ze zich nóg moeilijker bewegen dan gewoonlijk; het gelukte haar niet, op te staan. Van woede, pijn en teleurstelling stootte zij heesche gilklanken uit, welke de Weduwe nóg smartelijker deden schreien.
Sterk door boosheid en verontwaardiging, om dat onvoorzien oponthoud, sleurde de Bokser Barrèl met een ruk onder het menschen-krioelen uit, in de richting van de lift-cabine.
Springend, kruipend, strompelend volgden allen, het hokje volproppend met te groot aantal.
— Hallo daar! riep plotseling de stem van den directeur.
— Néé, néé, we gaan mee naar het dak! kraaide het Jonge Ventje.
Hij schoof de lift-deur dicht en trapte op den voetknop. Snel en zonder gedruisch rees de overvolle cabine naar het dak.
6
81