zijn achtervolgers zou afschrikken. Nu, al voortloopend, achter zich ziend, bemerkte hij dat alleen de Man met het Dronken Gezicht hem nog naliep. Maar, na de Naakte Dame vreesde hij hem nü het meest. Door den voorsprong, dien hij had, zou hij er waarschijnlijk in geslaagd zijn, zijn plaaggeest te ontloopen, als hij niet in een ondiep maar drassig poeltje had getrapt. Zijn schoen zoog er dadelijk in vast en door zijn snellen vaart stortte hij meteen voorover. Wel richtte hij het bovenlijf onmiddellijk weer op, maar toen boog zich het Dronken Gezicht reeds over hem heen.
Grinnikend drukte hij Barrèl achterover, de beide schouders op den sneeuw-modderigen grond, als had hij hem in een eerlijke worsteling overwonnen.
— Nou zul je luisteren! hijgde hij met schorre stem. Nou of nooit. Dacht je mi) te kunnen ontloopen? Of ben je misschien óók in het complot, om me gek te maken?
—• Schiet op, laat me los! kreunde Barrèl. Jullie bent een troep verdwaasden, een troep degeneré’s en je legt het er opaan, mij óók in je slijk naar de diepte te sleuren. Jij zit in de modder van je waan vastgezogen en nou wil je je aan mijn verstand weer óptrekken. Maar, je bent me te zwaar en ik ben vies van je. Los! gilde hij.
— Wat ijl je nou? Verdwaasden, modder? Wat ben jij dan? Hoè kom jij dan hier? Jij bent toch zeker óók een beentje gelicht, door een stukkie naakten hals, een welvende blouse, een ajour kous of een paar wiegende heupen. Jij toch zéker nèt zoogoed als ik. Van mij mag je het gerust weten; daarvoor liep ik je juist na. Ik heb het te pakken gekregen door een taillor-made rain-proof en een paar licht-groene ajour kousen.
Hoe was dat bij iemand van mijn intellect mogelijk, wat? Krom je niet zoo erbarmelijk als een rheumatieke waterslang,
47