DE LIEFDE VAN HET DRONKEN GEZICHT.
Het eerst zag hij den Man met het Dronken Gezicht naar buiten gluren en daarna, de slanke, jonge vrouw met het „groene haar”. Deze twee schenen te worden voortgestuwd door de Schreiende Onbestorven Weduwe, de Oude Dikke Dame en het Jonge Ventje. Het meest ontstelde hij echter, toen, achter dit drietal, zijn vertelster van den verleden nacht en de Sombere Man de eetzaal verlieten. Juist omdat ze gedurende het ontbijt geen woord gezegd hadden, vreesde hij diè twee het ergst.
Barrèl bleef een oogenblik staan, vol wanhoop en angst. Wilde gedachten joegen door zijn verward brein. Wat bezielde die menschen dan toch? Wilden ze hem tegen zijn wil hun lotgevallen vertellen, hun leed, hun smart, hun wanhoop aan hem overdoen?
Dan, draalde hij niet langer, vluchtte, rende óm het huis heen, den wintertuin voorbij. Zonder bedenken klom hij over het hek, sprong over een sloot en holde voort.
De geheele derde klas liep hem achterna, onder gegil en gejoel. Doch, slechts de Man met het Dronken Gezicht en de Jonge Vrouw met de Groene Haren klommen over het hek. Bij den wintertuin had de Oude Dikke Dame plotseling haar arm geslingerd om den hals van het Jonge Ventje en hem er binnen gesleurd, om naar de goudvisschen te kijken.
Na haar klimpartij over het hek bleef de Jonge Vrouw met de Groene Haren weifelend voor de sloot staan. Ze trok haar rokken een paar centimeters op en stak den rechtervoet uit, als tastte ze naar een doorwaadbare plek. De Man met het Dronken Gezicht aarzelde echter geen seconde. Hij wipte als een voortgeschopte bal over de sloot en rende Barrèl na.
Deze had gehoopt, dat het hek en anders zéker de sloot,
4 6