levensgeschiedenis te vertellen. Het ventje verwrong zijn gezicht van wanhoop en afschuw, maar dat scheen haar te amuseeren en aan te moedigen.
Barrèl had de gewaarwording of hij aan de aandacht zijner tafelgenooten was ontsnapt en dronk nu langzaam een kop thee. Daarna at hij een geroosterde boterham met ham en wou toen opstaan, om de eenzaamheid te zoeken. Hij wist niet zeker of hijzelf nog gezond van zinnen dan wel gek was, maar aan het normaal-zijn der anderen twijfelde hij nu sterk.
Een hand greep zijn rechterarm; het was die zijner rech-terdame, een slanke, jonge vrouw met lang, golvend haar als een zeenymph.
— Blijf nog een oogenblik, wacht nog éven, zei ze smee-kend. Als de koffiekan leeg is, ga ik met U mee, dan zal ik U alles vertellen.
Een koude rilling tintelde langs zijn rug.
— Laat me los, ik wil niets weten, zei hij ruw.
— Je zal ’t weten! schreeuwde ze nu, nou juist. Jij en die snotaap en die dikke tante en die dronkelap en die onbestorven weduwe. .. .!
Ik zal ’t jullie eerst in de ooren fluisteren en dan zal ik ’t uitgillen en over de daken schreeuwen en in de hei brullen en over de slooten. . ..!
Hij slingerde haar van zich af, maar op hetzelfde moment greep de dronken man met het roode gezicht, zijn hand.
— Laat haar maar babbelen, vriend, zei hij schor maar joviaal, ik ga met je mee.
— Jij, jij, jij! joelde het Jonge Ventje.
De Oude Dikke Dame schrok zoo hevig van zijn plotseling geluid, dat ze zijn hoofd losliet. Toen gaf hij haar een duw, waardoor ze tegen haar buurman, den somberen man dien
44